Home

5 vragen aan ...

Wouter Brouwer

In de rubriek ‘Vijf vragen aan…’ leert u als vriend of donateur van het orkest meer over de musici en de staf van het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Nederlands Kamerorkest.  
Wouter Brouwer is aanvoerder hoorn bij het Nederlands Philharmonisch Orkest. In deze editie vijf vragen aan hem.  

Wouter Brouwer begon zijn hoornstudie op achtjarige leeftijd. Hij kreeg les van Iman Soeteman. In 1978 besloot hij zijn studie voort te zetten aan het Rotterdams Conservatorium bij solo hoornist Pieter Gouderjaan. Nog tijdens zijn studie, in 1981, begon Brouwer zijn carrière als hoornist bij het Amsterdams Philharmonisch Orkest. In deze tijd volgde hij regelmatig cursussen en masterclasses van onder meer Peter Dam en Ab Koster. In 1988 werd hij solo hoornist bij het Radio Symfonie Orkest. Sinds 1992 is Wouter Brouwer als solo hoornist aan het Nederlands Philharmonisch Orkest|Nederlands Kamerorkest verbonden. 


Heb je een ritueel voordat je het podium opgaat? 
Ha ha, een ritueel... Nee, daar geloof ik niet zo in. Wel moet ik voor een concert m’n hoofd proberen rustig te houden. Dit doe ik door een soort van meditatie. Je moet mij dan ook niet te veel ‘storen’ voor een concert. Uitgebreid dineren voor een concert helpt ook niet echt. 


Wat was je favoriete optreden tot nu toe? 
Als blazer vind ik veel Wagner-opera’s fantastisch om te spelen. Daarnaast ben ik ook een groot Bruckner-fan. Bij de uitvoering van de Vierde symfonie (dat was geloof ik in 2012) heb ik ook de mooiste recensie uit mijn hele carrière mogen krijgen. 


Wat was je eerste ervaring met klassieke muziek? 
Vrijwel alle (koper)blazers starten in een harmonie-/fanfare-orkest. Bij mij was dat niet anders. De muziekvereniging Eensgezindheid in Halfweg. Zij bestaan nog steeds en afgelopen kerstconcert heb ik zelf nog meegespeeld. 


Hoe ervaar je de verbinding met ons publiek? 
Toen ik in het orkest begon in 1982 met Anton Kersjes bestond er de Albert Heijn Concertserie. Anton Kersjes sprak het publiek voorafgaand aan elk concert steevast toe met dezelfde openingszin. ‘Welkom allemaal. Wat geweldig dat u er allemaal weer bent.’ Dit vond ik geweldig, het was enorm ontwapenend, en het publiek was bij voorbaat enthousiast. In vergelijking met nu is er eigenlijk niks veranderd, behalve dan de diversiteit van het publiek ten opzichte van 1982 enorm is veranderd. Ik ervaar de verbinding als zeer fijn en warm. 


Wie is jouw inspiratiebron? 
Ik heb geen specifieke inspiratiebron. Maar elke dirigent die mij het vertrouwen en de ruimte geeft om mooi te kunnen spelen inspireert mij. Dan start er een soort turbo in mij op die mij (en ons) naar een hoger niveau brengt. Dirigenten die hun wil aan mij opleggen vind ik ingewikkelder. Wat betreft musici: iedereen die ik mooi vind spelen (dat zijn er heel veel) is een inspiratiebron. Ik geef niet zozeer om perfectie. Ik laat mij liever meevoeren in het hele verhaal, en de schoonheid van de muziek